KNX busaankoppelaar 4-ch 80040011 (VE10)

KNX busaankoppelaar 4-ch 80040011 (VE10) – Berker – 80040011 – 3250617153072: Busaankoppelaar UP KNX 80040011 (VE10) bussysteem KNX, overige bussystemen zonder, montagetechniek inbouw, breedte in verdeeleenheden 0, aantal sensor-/actoraansluitingen 4, bevestigingswijze klauw-/schroefbevestiging, busaankoppelaar UP KNX, 10 stukken. KNX-systeembeschrijving Het KNX-systeem is een flexibel, opwaarts compatibel installatiebussysteem (voorheen EIB = European Installation Bus) voor gebruik in de gebouwsysteemtechniek. Het is specifiek afgestemd op speciale eisen op het gebied van comfort, de mogelijkheid tot flexibel ruimtegebruik, de combinatie van centrale en decentrale besturing, de intelligente koppeling van beroepen en systemen, communicatiemogelijkheden, milieuvriendelijkheid, het minimaliseren van energie- en bedrijfskosten en de functies van weergave, rapportage en bediening, monitoring en detectie. Dankzij de decentrale opbouw is gebouwspecifieke bedrijfsvoering in woon- en utiliteitsgebouwen mogelijk, ongeacht de omvang van het systeem. Bijzonder voordelig is het gebruik van in de handel verkrijgbare circuitverdelers en installatieboxen. Alle busdeelnemers zijn aangesloten via een buslijn die voldoet aan de KNX-richtlijnen (Konnex Association) (bijv. JY(St)Y 2x2x0,8). Omdat de buskabel conform DIN VDE 0100 direct naast stroomleidingen kan worden gelegd, wordt de kabelgeleiding aanzienlijk vereenvoudigd. Vergeleken met openbare telecommunicatiesystemen moet het bussysteem met alle componenten worden behandeld als een hoogspanningssysteem. Net als bij hoogstroominstallaties kan de kabelgeleiding in ster- of boomvorm worden uitgevoerd. Een combinatie van de verschillende kabelgeleidingen is doorgaans toegestaan. De bedrading gebeurt met behulp van tweedraadstechnologie, waarbij de draden rood (voor +) en zwart (voor -) de voorkeursdraden voorstellen. De witte en gele draden dienen als reserve. Via de busleiding worden de deelnemers van de busspanning (veiligheidslaagspanning SELV 30 V DC) voorzien. Tegelijkertijd dient het voor het verzenden van de informatie die tussen de busdeelnemers wordt uitgewisseld. Voor de busleiding is geen afsluitweerstand nodig. De kleinste eenheid in het KNX-systeem is een deelnemer. Elke deelnemer bestaat uit een gebruikersmodule (AM) en een buskoppelaar (BA). AM en BA zijn via de gebruikersinterface (AST) met elkaar verbonden. Er kunnen maximaal 64 deelnemers op één lijn worden aangesloten. Twaalf lijnen kunnen via lijnkoppelaars met elkaar worden verbonden en zo tot één gebied worden gecombineerd. Via gebiedskoppelaars kunnen maximaal 15 van deze gebieden met elkaar worden verbonden. Projectplanning, parametrering, inbedrijfstelling en diagnose worden uitgevoerd met behulp van de ETS (EIB-toolsoftware). Ook de documentatie van het systeem wordt met behulp van ETS aangemaakt. Als onderdeel van de projectplanning krijgt elke deelnemer een uniek fysiek adres toegewezen. Deze bestaat uit het nummer van het gebied, de lijn en de deelnemer binnen de lijn. Bij de inbedrijfstelling wordt dit fysieke adres eerst in de BA geladen. Hiervoor wordt de pc via een data-interface (USB) op een willekeurige plaats in het systeem met de bus verbonden. Alle BA's van een KNX-systeem met de toegewezen applicaties uit de database van de fabrikant worden geprogrammeerd met behulp van de fysieke adressen. Elke BA bevat een EEPROM waarin het fysieke adres en de applicatie zijn opgeslagen. Op deze manier is het KNX-systeem beschermd tegen gegevensverlies bij stroomuitval. Bij de installatie van het KNX-systeem gelden de volgende voorwaarden: - De totale lengte van alle in een buslijn gelegde kabels mag niet groter zijn dan 1000 m! - De maximale lengte tussen twee busapparaten bedraagt 700 m! - De maximale kabellengte tussen de voeding (inclusief smoorspoel) en elke busdeelnemer mag niet groter zijn dan 350 m! - Om EMC-storingen veroorzaakt door overspanningen te voorkomen, moet u ervoor zorgen dat de buslijn op geen enkel punt in het systeem een gesloten lus vormt! - De projectplanning en parametrering, evenals de inbedrijfstelling en diagnose van een KNX-bussysteem vereisen nauwkeurige productkennis met betrekking tot de functionaliteit van het systeem. Daarom mogen alle bovengenoemde werkzaamheden alleen door opgeleide mensen worden uitgevoerd.